De dorpen in de voormalige Gemeente Kollumerland kennen een rijke historie, hieronder een beknopt overzicht van deze historie per dorp.
Augsbuurt is een klein komdorp van middeleeuwse oorsprong Het is het kleinste dorp van de gemeente met een in het oog springende voormalige N.H kerk uit 1782. De inwoners (<75) zijn door gebrek aan voorzieningen op Kollum aangewezen.
Burum is een dorp in de oosthoek van Kollumerland en telt ruim 600 inwoners. Het is vooral bekend om zijn z.g. grote oren, de grote satellietschotels die van verre al te zien zijn in het open kleilandschap. De eerste schotel is geplaatst in 1973 en in de huidige satellietcommunicatie neemt het station een zeer belangrijke plaats in.
Het dorp is ontstaan op een pleistocene opduiking, een verhoging in het landschap. Omstreeks het jaar 1000 vestigen zich hier de eerste bewoners en er ontstaan drie woonterpen.
Nadat een dijk van Kollum naar Visvliet was gelegd, omstreeks het begin van de 13e eeuw, zijn kort daarop de aangrenzende gebieden apart ingedijkt, waarbinnen ook de terpen van Burum lagen.
Burum wordt voor het eerst genoemd in 1408. Dan wordt de kerk met haar bezittingen overgedragen aan het Gerkesklooster. Het huidige kerkgebouw uit 1784 is vooral bekend om zijn prachtige interieur.
Op de oosthoek van het kerkhof ligt de Rechtersteen. In de middeleeuwen hadden veel kerkdorpen een eigen rechtspraak. In Burum nam de rechter plaats op een steen om in allerlei zaken recht te spreken zoals onderhoudsplicht van de kloostermeiers maar ook strafzaken van andere burgers.
De koren en pelmolen “Windlust”is gebouwd in 1787. Het is een prachtige achtkantige stellingmolen waarin alle 4 maal en pelstenen nog aanwezig zijn. Tegenwoordig wordt de molen nog bediend door gediplomeerde vrijwilligers.
Er is een nieuwe vaarverbinding met de Lauwers gegraven en sinds kort is heeft Burum een jachthaven en een havengebouwtje met een lozingspunt voor de plezier vaart.
Kollum is de hoofdplaats en tegelijk de naamgever van de gemeente Kollumerland. Het is van oorsprong een wegdorp, dat is ontstaan op de rand van een zandplateau en wel op geringe afstand van de kustlijn, waarmee het door een vaarwater was verbonden. Het oude Kollum fungeerde dan ook als havenplaats.
In Kollum moet al vroeg een parochie zijn gevormd, wat kan worden afgeleid uit het feit dat Martinus de patroonheilige van de plaatselijke kerk is. In 1467 vestigde de stad Groningen in Kollum een versterkt huis (‘blokhuis’), van waaruit gedurende een dertigtal jaren een door de Groningers aangestelde kastelein het gezag in Kollumerland uitoefende. Hiervan is echter geen spoor meer terug te vinden.
In de 16de eeuw maakte Kollum een stormachtige ontwikkeling door. Niet alleen groeide het toen sterk in inwonertal, maar er ontstonden toen ook stedelijk aandoende instellingen als een waag, een gasthuis en zelfs een Latijnse school. Vanaf die tijd vertoonde Kollum, al is het nooit tot stad verheven, toch een kleinstedelijke allure. Dit kwam zelfs tot uitdrukking in de taal, want terwijl overal elders het Fries zich op het platteland wist te handhaven, ging de bevolking van Kollum over op een stadsfries dialect. De naam Kollum kreeg landelijk bekendheid, toen hier in 1797, ten tijde van de Bataafse Republiek, een Oranjegezind oproer uitbrak. Weliswaar duurde het Kollumer Oproer maar kort, maar het bleef toch lang tot de verbeelding spreken.
De Voorstraat en de Wallen zijn sinds 1979 beschermd dorpsgezicht. Aan de Voorstraat trekt de bijzonder fraaie Martinuskerk, die in zijn huidige vorm in hoofdzaak uit de 15de eeuw dateert, de meeste aandacht. Bewaard gebleven is ook het waaggebouw, dat aan de Westerdiepswal is gesitueerd. De Latijnse school en het gasthuis zijn beide afgebroken. Op de plaats van de Latijnse school, recht tegenover de Martinuskerk, staat nu het oude gemeentehuis.
Bewaard gebleven is, eveneens aan de Voorstraat, ook de voorganger van dit raadhuis, het oude rechthuis, waarin de gevangenencel nog aanwezig is. Vermelding verdient verder de gereformeerde kerk uit 1925, een mooi voorbeeld van baksteenbouw in de stijl van de Amsterdamse school.
De pompsterrijd was van oorsprong één van de meanderende waterafvoerende prielen in de Lauwerszee. In de aangelegde oude dijk, omstreeks 1400, werd een buis gelegd met een klep, voor de afwatering. In de volksmond noemt men dit een pomp en hieraan ontleent het dorp zijn naam.
Kollumerpomp heeft een lintbebouwing, is lang een buurtschap bij Kollum geweest, maar heeft nu de status van dorp.
De torenloze gereformeerde kerk kwam in 1906 aan de Foyingaweg tot stand.
Op de Nieuwe dijk die om het het Nieuwkruisland werd aangelegd, staat het “contributiehuisje” dat het waterschap “Zeedijken Contributie Kollumerland en Nieuw Kruisland” in 1828 liet bouwen. Het werd gebruikt als stormwachtershuisje en vergaderruimte. Het is nu eigendom van de stichting “Oud Kollumerland”
Aan één van de landwegen ten zuiden van Kollumerpomp bevind zich een Russisch-orthodoxe Kerk van de heilige Panteleimon, waar Fries en Nederlands wordt gesproken. Hij is in 1988 opgericht. Sinds 2009 heeft de kerk een priester met de kerkelijke naam Nikolaas (oprichter Frans Lukassen).
Aan de oude rijd staat een prachtige poldermolen “De Westermolen” uit 1845, die regelmatig door vrijwillige molenaars wordt bediend.
Het huidige Kollumerzwaag, qua inwonertal het tweede dorp van de gemeente, dateert pas uit 1970. Toen werd het oorspronkelijke dorp met die naam verenigd met twee andere, maar veel jonger plaatsen. Dit waren Zwagerveen/Sweagerfean en Zandbulten/Sânbulten, oorspronkelijk buurtschappen op het grondgebied van Westergeest, die in de loop van de tijd met Kollumerzwaag waren samengegroeid.
Het eigenlijke Kollumerzwaag was een van de drie middeleeuwse kerkdorpen in de westhoek van de gemeente Kollumerland. De bewaard gebleven laatmiddeleeuwse dorpskerk is de enige in de gemeente met een zadeldaktoren. Aardig is het piepkleine klokluiderswoninkje aan de andere kant van de weg tegenover de kerk. De gereformeerde kerk staat in het vroegere Zwagerveen. Zandbulten, dat is ontstaan als nederzetting op de heide (nu verdwenen), werd vroeger wel spottend Pella genoemd. Deze bijbelse naam kan men nu vinden op het spoorviaduct aan de zuidkant van het dorp.
In de lange inpolderinggeschiedenis van de Lauwerszee heeft Munnekezijl een belangrijke rol gespeeld. In 1476 is door de cisterciënzer monniken van Gerkesklooster een sluis geslagen in de Lauwers die het ingedijkte land moest beschermen. In verband met de sterke aanslibbing werd de sluis een aantal keren verlegd maar dit bood echter geen oplossing voor de verzanding die steeds weer ontstond. Daarom werd in 1754 een buitensluis gebouwd. Dit werd het latere Lauwerszijl.
Ook na de hervorming in 1580 heeft Munnekezijl haar naam behouden en groeide uit tot een flinke nederzetting. In de 80 jarige oorlog was er zelfs een schans.
In 1530 is er al sprake van huizen. In 1616 stond er een windmolen ( in de volksmond nog altijd genoemd de bokkemolen) Later had Munnekezijl zelfs 2 molens. Rond 1700 is het eigenlijk al een dorp met een kerkje, een brouwerij, en een scheepstimmerwerf. Er stonden verscheidene huizen aan weerszijden van de sluis.
In feite was het in die tijd een welvarend dorp met een zeegaande sluis en een vrij grote Landbouw en vissersbevolking.
Ondanks de grote economische groei is het altijd een buurtschap onder Burum gebleven.
Pas in 1912 wordt het in Kollumerland als dorp geregistreerd.
In de jaren 1874/1877 is het Reitdiep afgesloten en zo werden de dijken bij Munnekezijl slaperdijken en had de sluis geen zeekerende functie meer.
Ter bevordering van de waterlozing laat Waterstaat in 1882 een stroomkanaal graven waarin een grote spuisluis is aangelegd. Deze indrukwekkende sluis bestaat uit elf stroomgaten die met 22 kleppen kunnen worden afgesloten. Een uniek bouwwerk, ontworpen door Methardus.
De fraaie molen is als pelmolen gebouwd maar nu als korenmolen in gebruik.
Ten zuiden van het dorp ligt een oud boogbruggetje uit 1802, genaamd “het Piepke”
Ongeveer 3 kilometer ten noorden van het dorp achter de dijk is de proefboerderij ‘Kollumerwaard’ te vinden. Daar wordt onderzoek verricht naar akkerbouw- en vollegronds-groentegewassen
Oudwoude is het oostelijkste van de drie middeleeuwse kerkdorpen in de westhoek van de gemeente Kollumerland. Het laatgotische kerkje dateert nog net uit de middeleeuwen (15de eeuw). De oorspronkelijke toren is verdwenen. In plaats daarvan heeft het kerkje een zgn. dakruiter gekregen.
Enigszins verscholen achter het kerkgebouw staat de fraaie pastorie, die blijkens de hierop aangebrachte gevelsteen in 1806 is gebouwd. De openbare basisschool vertoont een opvallend mooie gevelsteen, die verwijst naar de bouwg van een eerder schoolgebouw op deze plaats in 1778.
De vroegere buurtschap De Wygeast vormt nu het noordelijke deel van het dorp. Hier vindt men aan de Allemawei de voormalige boerderij Allemastate. Het woongedeelte hiervan bestaat uit een laatmiddeleeuwse zaalstins, de enige die buiten de steden in Friesland bewaard is gebleven.
Dit kleine dorp, zonder kerk, maar wel met een school, was tot 1940 een buurtschap onder Westergeest. De naam betekent oorspronkelijk ‘rij, reeks’ en is ongetwijfeld ontleend aan de reeks boerderijen en woningen aan het weggetje waaraan het dorpje nu nog ligt. Ter hoogte van de knik in de weg heeft in vroeger tijden een stins gestaan.
De buurtschap moet al vroeg zijn ontstaan, want de naam komt al in 1467 voor. Aan de noordkant van de weg vindt men een onopvallend, maar karakteristiek element in het landschap: een kleine vijver in een weiland, die eertijds is gebruikt als paardenwed. Hierin werden vroeger de paarden na gedane arbeid schoongespoeld (vandaar de Friese naam ‘hynstewask’). Triemen is gelegen te midden van een fraai elzensingellandschap.
Het dorp Veenklooster, het op een na kleinste van de gemeente, dankt zijn ontstaan aan een klein vrouwenklooster, genaamd Olijfberg. De eerste vermelding van dit convent is in 1287. In 1580 werd het samen met alle andere kloosters in Friesland opgeheven. Het voormalige kloosterterrein kwam in de 17de eeuw in particuliere handen.
Op deze plek verrees toen het adellijke landhuis Fogelsanghstate. Het huidige aanzien van dit huis, dat nog steeds adellijk bezit is, is tot stand gekomen in de 19de eeuw. Het dorp is zeer karakteristiek door zijn landgoedkarakter met fraaie eikenlanen en een uitgestrekt park in landschapstijl, aangelegd door de beroemde tuinarchitect Roodbaard. Het dorp wordt ook nog gesierd door een villa, bekend als ‘it lytse slot’, die eveneens adellijke bewoning heeft gekend.
De brink van het dorp is niet oorspronkelijk. Door de afbraak van een grote boerderij ontstond een open ruimte, die met bomen werd beplant en vervolgens als ‘brink’ werd aangeduid. Het dorp wordt enigszins ontsierd door een nieuwe rondweg.
Het dorp Warfstermolen bestaat uit een tamelijk gesloten lintbebouwing en is ontstaan aan de zuidzijde van de oude dijk, aangelegd omstreeks 1400. Het telt nu ongeveer 200 inwoners.
Het dankt zijn naam aan een huis op de dijk “de Warf”waar dijkvergaderingen werden gehouden. Ook heeft er een molen gestaan, vandaar de naam Warfstermolen.
Vlakbij ligt het sportcomplex “Het Meertenust” thuisbasis voor de sportvereniging de Lauwers. Voor de dorpen Burum, Pieterzijl, Munnekezijl en Warfstermolen is dit de enige grote sportvoorziening in de oosthoek van de gemeente Kollumerland.
Vroeger waren er veel voorzieningen in het dorp zoals een bakker, kruidenier, slager, melkboer en een smid. Ook het dorpscafé, op een kruispunt van doorgaande wegen, vervulde een centrale functie.
Tegenwoordig is het een dorp van rust, ruimte en vergezichten.
Westergeest is een van de drie middeleeuwse kerkdorpen in de westhoek van de gemeente Kollumerland. Opvallend is de ligging op een klein zandeiland te midden van lager gelegen gronden. Op het hoogste punt staat de karakteristieke romaanse kerk, die van omstreeks 1200 dateert. In de kerk liggen zerken die zelfs nog ouder zijn. Westergeest moet al vroeg een kerk hebben gehad, want het is niet voor niets de oudste parochie van Kollumerland.
Oud is ook de verkavelingsstructuur aan de zuid- en westzijde van de dorpskom. Hier liggen de zgn. ‘ikkers’, een in het landschap nog steeds zichtbaar overblijfsel van de oorspronkelijke es van het dorp, die uit een aantal nog steeds herkenbare blokken van akkers (nu smalle percelen grasland) lag. Twee koprompboerderijen in de dorpskom staan op de rijksmonumentenlijst. De naam Foestrum, die het plaatselijke café tooit, is de tot erenaam uitgegroeide spotnaam van dit dorp.
Dit dorp, zonder kerk of school, was tot 1940 een buurtschap onder Kollumerzwaag. Het is een jonge nederzetting, die is ontstaan op de heide. Het dorp ligt in de uiterste zuidwesthoek van de gemeente Kollumerland. Het vormt qua bebouwing, maar ook qua karakter één geheel met de veel uitgestrekter dorpen De Westereen in de gemeente Dantumadiel en Twijzelerheide in de gemeente Achtkarspelen.
De grens met Achtkarspelen wordt gevormd door een al in de middeleeuwen gegraven grenswatertje, de Swadde. ‘Swadde’ is een variant van ‘swette’, de oude Friese aanduiding van het begrip ‘grens’.